Hoge omega 6-waarden in bloedplasma verlagen het risico op overlijden
Achtergrond
In 2019 werd geschat dat een dieet met weinig (<7 energieprocent) meervoudig onverzadigde vetten, de 11e meest voorkomende dieet-risicofactor was en aanzienlijk bijdroeg aan de afname van het aantal gezonde jaren en verantwoordelijk was voor ongeveer 350.000 sterfgevallen wereldwijd. Onder meervoudig onverzadigde vetzuren worden zowel omega-3 als omega 6-vetzuren verstaan, waarbij het omega-6 linolzuur veruit het meest voorkomt. In onderzoek is aangetoond dat er een sterke positieve correlatie bestaat tussen ingenomen linolzuur en aangetroffen linolzuur in het bloedplasma. Dit is ook niet verrassend, aangezien linolzuur een essentieel vetzuur is, dat wil zeggen dat het niet in het lichaam wordt aangemaakt. Toch staan de gezondheidseffecten van linolzuur staan regelmatig ter discussie.
Studieopzet
Een nieuwe Britse prospectieve cohort studie onderzoekt de relatie tussen linolzuur, en niet-linolzuur omega 6-vetzuren (metabolieten van linolzuur, en enkele vetzuren uit de voeding) in het bloedplasma met overlijden door alle oorzaken, en overlijden door specifieke oorzaken, waaronder hart -en vaatziekten en kanker. Circulerende vetzuur-niveaus worden gezien hun sterke, positieve correlaties gebruikt als maat voor gebruikelijke vetzuur-inname. Voor de analyse wordt gebruikgemaakt van de UK Biobank, een prospectief cohort van ongeveer 500.000 personen die tussen 2007 en 2010 werden gerekruteerd in Engeland, Wales en Schotland.
Resultaten
Van bijna 258.000 deelnemers was alle data beschikbaar; zij waren gemiddeld 57 jaar oud en werden gedurende gemiddeld 12,7 jaar gevolgd. Gedurende deze tijd werden 22.221 sterfgevallen geregistreerd: 4203 door hart - en vaatziekten, 10.633 door kanker; en 7385 door andere oorzaken. De omega 6 plasmawaarden bevestigen linolzuur als dominant vetzuur: de mediane (10–90%) waarden voor plasma linolzuur waren 29% (25–33%), 9% voor niet-linolzuur omega-6 (7-11%) en 38% voor totaal omega-6 (33–42%).
Hogere plasma-linolzuur waarden werden geassocieerd met een 17% lager risico op totale sterfte, een 13% lager risico op sterfte door hart - en vaatziekten, 19% lager risico op sterfte door kanker en een 18% lager risico op sterfte door alle andere oorzaken. De associaties tussen totale omega–6 meervoudig onverzadigde vetten en de vier sterfte-uitkomstmaten waren vergelijkbaar met die voor linolzuur. Dit is logisch, aangezien LA ongeveer 75% uitmaakt van totaal aan omega 6-vetzuren in plasma.
Hogere niet-linolzuur omega 6-plasmawaarden werden echter geassocieerd met een 12% toename in risico op totale sterfte. Het risico op sterfte door hart-en vaatziekten en kanker was niet verhoogd; het verhoogde totaal sterfterisico werd volledig verklaard door een toename van 24% op sterfte door ‘andere oorzaken’.
Verdere verkennende analyse onder de acht volgende meest voorkomende andere doodsoorzaken toonde aan dat linolzuur werd geassocieerd met een 22% lager risico op overlijden door ademhalingsaandoeningen en een 49% lager risico op overlijden door spijsverteringsziekten. Niet-linolzuur omega-6 werd daarentegen geassocieerd met een 61% hoger risico op overlijden door ademhalingsziekten, een 40% hoger risico op spijsverteringsziekten en een 25% hoger risico op ziekten van het zenuwstelsel.
Bij dit alles moet opgemerkt worden dat in de metingen slechts een zwakke correlatie was tussen de niet-linolzuur concentratie in het bloedplasma en de arachidonzuur concentratie. Hierdoor kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat de niet-linolzuur effecten aan arachidonzuur (metaboliet van linolzuur en mogelijk afkomstig uit het dieet) toe te schrijven zijn.
Conclusies
De bevindingen van deze studie bevestigen eerdere conclusies dat hogere plasma-linolzuur waarden worden geassocieerd met een lager risico op sterfte door alle oorzaken, door hart- en vaatziekten en door kanker. Ze ondersteunen hiermee de aanbevelingen voor een voedingspatroon rijk aan omega-6 meervoudig onverzadigde vetten en ook linolzuur. Plantaardige (zaad-)oliën leveren een belangrijke bijdrage aan het behalen van dat advies. Deze studie toont echter ook aan dat omega 6-vetzuren geen homogene familie zijn waarin alle leden dezelfde biochemische en fysiologische rol hebben. Verder onderzoek zal moeten verduidelijken welke specifieke niet-linolzuur omega 6-vetzuren bijdragen aan de verhoogde sterftecijfers. Beweringen doen als ‘n-6-vetzuren zijn schadelijk/nuttig voor ziektebeeld X’, is niet reëel. Een uitvloeisel hiervan is dat maten zoals de n-6/n-3 ratio in wezen betekenisloos zijn.
De volledige studie in American Journal of Clinical Nutrition is HIER te vinden.