Magere of volle melk: wat te kiezen voor optimale hartgezondheid?
Effect van melkconsumptie op de gezondheid
Het effect van melkconsumptie op het risico op hart- en vaatziekten en sterfte is ondanks jarenlang onderzoek nog niet eenduidig. Daarbij is – vreemd genoeg – weinig bekend over de verschillen tussen volle melk en magere of halfvolle melk. Auteurs van de Universiteit van Oslo en de Noorse gezondheidsraad onderzochten daarom in een grote Noorse cohortstudie de associaties tussen melkconsumptie en mortaliteit door hart- en vaatziekten en door alle oorzaken, en maakten daarbij onderscheid tussen magere en halfvolle melk versus volle melk. Volgens de NEVO bevat magere melk 0,1 gram vet per 100 gram en bevat volle melk 3,2 gram vet per 100 gram, waarvan ca. 65% verzadigde vetzuren en 3% transvetzuren.
Noorse prospectieve cohortstudie
De onderzoekers maakten gebruik van gegevens uit de Norwegian Counties Study, een prospectieve cohortstudie in drie Noorse provincies. In totaal ondergingen 73.860 volwassenen (gemiddelde leeftijd 41 jaar bij aanvang, 49% vrouwen) herhaalde gezondheidsmetingen tussen 1974 en 1988. Hun voedingspatronen, inclusief melkgebruik, werden meerdere keren vastgelegd met behulp van een voedselfrequentievragenlijst (FFQ). De deelnemers werden gemiddeld 33 jaar gevolgd. In deze periode werden 26.393 sterfgevallen geregistreerd, waaronder 8.590 door hart- en vaatziekten, 4.372 door ischemische hartziekten en 3.047 door acute myocardinfarcten.
Hogere consumptie van volle melk leidt tot hoger ziekte- en overlijdensrisico
Mensen in het laagste quintiel dronken gemiddeld 106 gram melk per dag, in het hoogste quintiel gemiddeld 628 gram. De mensen in het hoogste quintiel van melkconsumptie hadden een hoger risico op overlijden door hart en vaatziekten (HR 1,12; 95% CI: 1,03-1,21) en overlijden door alle oorzaken (HR 1,22; 95% CI: 1,16-1,28). Dit verhoogde risico werd vooral verklaard door de consumptie van volle melk. Zo was hoge consumptie versus geen consumptie van volle melk positief geassocieerd met sterfte door hart- en vaatziekten (HR 1,07; 95% CI: 0,99-1,16), sterfte door ischemische hartziekten (HR 1,13; 95% CI: 1,01-1,27) en sterfte door alle oorzaken (HR 1,15; 95% CI: 1,10-1,21). Magere melk vergeleken met volle melk resulteerde in een lagere sterfte door alle oorzaken (HR 0,89; 95% CI: 0,87-0,92), hart- en vaatziekten (HR 0,93; 95%CI: 0,88-0,98), ischemische ziekten (HR 0,88; 95%CI: 0,81-0,95) en acute infarcten (HR 0,90; 95%CI: 0,82-0,99). Deze studie toont echter geen causale relatie, confounding is niet geheel uit te sluiten en de resultaten zijn niet vanzelfsprekend generaliseerbaar voor populaties buiten Noorwegen.
Interpretatie: onderbouwing advies voor magere en halfvolle melkproducten
In dit grote cohort met relatief hoge melkconsumptie lijkt consumptie van volle melk – maar niet magere melk – geassocieerd met een licht verhoogd risico op cardiovasculaire sterfte en overlijden door alle oorzaken. De bevinding ondersteunt de hypothese dat melkvet uit vooral volle zuivelproducten mogelijk bijdraagt aan een verhoogd risico, terwijl magere melk dit risico niet in dezelfde mate laat zien.
Melk was ook een belangrijke bron van verzadigd vet in dit cohort. Verzadigd vet en transvetzuren verhogen het serum-LDL-cholesterol en apolipoproteïne B, wat belangrijke atherogene risicofactoren zijn. De inname van verzadigd vet was ook positief geassocieerd met CVD-gerelateerde en totale sterfte in dit cohort. Deze associaties waren sterker voor palmitinezuur en myristinezuur, de overheersende verzadigde vetzuren in melkvet. Melk is ook een bron van transvetzuren van herkauwers, die geassocieerd waren met CVD-gerelateerde en CAD-gerelateerde sterfte onder vrouwtjes in dit cohort. Het melkvetgehalte kan dus een plausibele verklaring zijn voor de positieve associaties met sterfte, met name IHD-gerelateerde sterfte. Isocalorische vervangingen van melkvet met plantaardig vet, meervoudig onverzadigd vet of koolhydraten uit volkoren granen zijn in cohortstudies in de Verenigde Staten geassocieerd met een lager risico op CVD en CVD-gerelateerde sterfte. Het vervangen van onverzadigde vetten of volkorenproducten door volle melk zou dus een rol kunnen spelen in onze bevindingen.
De resultaten van deze publicatie onderbouwen het algemene advies om te kiezen voor magere en halfvolle melkproducten (met 1,4 gram vet per 100 gram) in plaats van volle melk, zoals onder andere ook het Voedingscentrum uitdraagt.
Klik hier voor de volledige tekst.
