Onderschatting van het risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk

Huisartsen gebruiken modellen om de kans te voorspellen dat een patiënt in de volgende tien jaar een cardiovasculair incident krijgt, zoals een hartinfarct of beroerte. Deze kansberekening wordt meegenomen in de discussie over vervolgstappen, zoals leefstijladvies en/of medicateuze behandeling. Recent Nederlands onderzoek toont aan dat de huidige modellen het risico op hart- en vaatziekten aanzienlijk onderschatten.

Huidige SCORE-model

In de klinische richtlijnen voor de primaire preventie van hart- en vaatziekten (HVZ) is een belangrijke rol opgenomen voor modellen die het risico berekenen dat iemand zonder klachten binnen tien jaar een hart- of vaatziekte krijgt. Huisartsen gebruiken de 10-jaars risicoschattingen om patiënten met een hoog risico op HVZ te identificeren, dit risico aan hun patiënten te communiceren en passende vervolgstappen te nemen. Voor deze besluitvorming is het essentieel dat de risico-voorspellingsmodellen betrouwbaar zijn. Een recente studie van het Radboudumc onderzocht de voorspellende waarde van vier modellen in de dagelijkse praktijk; namelijk twee versies van Globorisk en twee versies voor SCORE, zowel het SCORE-model voor fatale en niet-fatale hart- en vaatziekten. Vooral het SCORE-model voor een gecombineerde inschatting van het risico op een fataal en niet-fataal incident is zeer relevant, aangezien dit model is opgenomen in de Nederlandse klinische richtlijnen. SCORE bepaalt het risico aan de hand van een aantal factoren als leeftijd, geslacht, roken, bloeddruk en bloedcholesterol (zie ook www.scoremeter.nl).

Studieopzet en resultaat

De onderzoekers gebruikten de gegevens van 1981 patiënten van 40 tot 70 jaar, zonder voorgeschiedenis met hart- en vaatziekten. Van deze patiënten had de huisarts alle risicofactoren gemeten die relevant zijn voor het bepalen van de SCORE-risico-voorspelling. Volgens het SCORE-model was het risico 12,2 procent op een fataal of non-fataal hart- en vaatziekte-incident. Echter, van deze groep kreeg 18,6 procent een hartaanval of andere hart- of vaatziekte binnen tien jaar. Dit is anderhalf keer meer dan op basis van het gangbare model mocht worden aangenomen. Ook Globorisk bleek het risico te onderschatten. Er waren niet voldoende incidenten om het SCORE-model voor fatale incidenten te valideren.

Conclusie

Alle onderzochte modellen, inclusief het veelgebruikte SCORE-model voor fatale en niet-fatale incidenten, onderschatten het risico op hart- en vaatziekten. Hierdoor besluiten behandelaars en patiënten mogelijk te vaak tot een afwachtend behandelingsbeleid, wat leidt tot onderbehandeling. Het verschil tussen de uitkomsten van het model versus die van deze studie kunnen mogelijk gedeeltelijk verklaard worden doordat het model uitgaat van de algemene, relatief gezonde populatie. Echter, in de praktijk wordt het model vooral gebruikt door huisartsen bij patiënten die klachten hebben.

De resultaten van deze studie geven dan ook aanleiding om de systematiek achter de huidige modellen tegen het licht te houden, zowel het herberekenen van de coëfficiënten als mogelijke toevoeging van nieuwe risicofactoren. Hierbij dient dan specifiek data uit huisartsenpraktijken meegenomen te worden, en niet alleen vanuit de algemene, veelal gezondere bevolking. Tot die tijd zouden gezondheidsprofessionals er rekening mee kunnen houden dat mogelijk meer mensen dan gedacht baat kunnen hebben bij advies en/of begeleiding bij het verbeteren van de leefstijl, zoals stoppen met roken, afvallen, voldoende bewegen en gezond eten, al dan niet in combinatie met medicatie.

Zie de volledige studie hier.

Onderschatting van het risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk