Leidt een hoog-vet voedingspatroon tot het ontstaan van diabetes en overgewicht?
Onderzoeksopzet
Voedingsmiddelen en nutriënten worden niet in afzondering geconsumeerd, maar zijn onderdeel van een voedingspatroon. Voedingspatronen geven een compleet beeld van wat een individu eet, inclusief een indicatie van de combinaties van voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Brayner onderzocht de associaties tussen voedingspatronen met variërende verhoudingen van verzadigde en onverzadigde vetten, en het ontstaan van (abdominale) obesitas en type 2 diabetes. Hiervoor werd de UK Biobank gebruikt, een groot cohortonderzoek in het Verenigd Koninkrijk met data van 500.000 personen tussen 40 en 69 jaar. Deelnemers met incomplete (voedselconsumptie) data of die bij aanvang al overgewicht en/of diabetes hadden, werden geëxcludeerd. Uiteindelijk resteerden ruim 16.500 deelnemers die gedurende gemiddeld 6,3 jaar werden gevolgd. Voedselconsumptiedata waren beschikbaar van 2 tot 5 momenten, verkregen door middel van de gevalideerde Oxford WebQ vragenlijst (hybride 24-h dietary recall en food-frequency questionnaire). De voedingspatronen werden gebaseerd op de innames van verzadigd vet (VV), en enkelvoudig en meervoudig onverzadigd vet (EOV en MOV).
Voedingspatronen
Twee te onderscheiden voedingspatronen werden gevonden. Het eerste patroon werd gekarakteriseerd door een hoge inname van noten en zaden, groentegerechten en boter en een lage inname van fruit, magere yoghurt en wijn. Dit leidde tot een voedingspatroon dat relatief hoog was in totaal vet, zowel VV, EOV als MOV. Het tweede voedingspatroon werd gekarakteriseerd door een hoge inname van boter, kaas en ijs, en lage inname van noten en zaden, groenten en groentegerechten. Deelnemers die hoog scoorden op dit profiel consumeerden relatief veel VV en weinig MOV.
Uitkomsten
Het onderzoek toonde geen associaties tussen het eerste vetrijke voedingspatroon en obesitas (OR: 1,20; 95% BI: 0,99, 1,45) of abdominale obesitas (OR: 1,05; 95% BI: 0,91, 1,12). Individuen in het hoogste tertiel van het tweede patroon, dus degenen met een hoge VV-inname en lage OV-inname, waren vaker obees (OR: 1,24; 95% BI: 1,02, 1,50) en hadden een grotere kans op abdominale obesitas (OR: 1,19; 95% BI: 1,02, 1,38). Voor beide patronen was er geen verband met type 2 diabetes.
Conclusie en discussie
Deze studie laat zien dat het eerste patroon, hoog in totaal vet, niet gerelateerd is aan overgewicht. De deelnemers die het tweede voedingspatroon volgden, hoog in verzadigd vet, en laag in onverzadigd vet, hadden wel meer kans op het ontstaan van (abdominale) obesitas. Het mechanisme hierachter is nog onbekend. Hoewel er enkele plausibele mechanistische paden bestaan, is het niet uit te sluiten dat mensen met een dieet hoog in VV en laag in groenten ook op andere punten een minder gezonde voeding en/of leefstijl hebben. De onderzoekers vonden geen relatie met het ontstaan van type 2 diabetes. Mogelijk was de duur van deze studie te kort om een effect te meten, en/of spelen het type koolhydraten een belangrijke rol.