Vervanging van verzadigd door onverzadigd vet verlaagt LDL-cholesterol maar niet bij iedereen evenveel

Er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat vervanging van verzadigd vet door onverzadigd vet het LDL-cholesterol (en daarmee het risico op hart- en vaatziekten) verlaagt. Echter, bij niet iedereen reageert het LDL-cholesterol in dezelfde mate op een verlaging van de hoeveelheid verzadigd vet in de voeding. Een recente Britse studie onderzoekt welke factoren hierin mogelijk een rol spelen. Hierbij is vooral gekeken naar omega 6-vetzuren aangezien die vooral een gunstig effect laten zien op hart- en vaatziekten.

Achtergrond
Er is sterk en consistent bewijs dat een hoog LDL-cholesterol hart- en vaatziekten kan veroorzaken, en dat het vervangen van verzadigde vetten door onverzadigde vetten het LDL-cholesterol verlaagt. Hierdoor is al decennialang het advies om de inname van verzadigd vet te verlagen ter preventie van hart- en vaatziekten. Echter, in hoeverre het serum-LDL-cholesterol reageert op veranderingen in vetinname verschilt per persoon. Dit verschil kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld de macronutriënten die het verzadigd vet vervangen, de voedingssamenstelling van de vervangende voedingsmiddelen, de ketenlengte van de specifieke verzadigde vetten, maar ook door aangeboren biologische verschillen tussen mensen. Het verschil valt mogelijk ook te verklaren door de mate van opvolging van de interventie-voedingen in studies. Echter impliceren studies met rigoreuze controle van de voedingsinname dat er verschillen zijn in genetische en gerelateerde metabole eigenschappen tussen mensen. Zo spelen bepaalde genen mogelijk een rol bij de opname van lipoproteïnen in cellen, en daarmee veranderingen in de opname van cholesterol in de darm. Wanneer we weten welke biomarkers een rol spelen, dan kunnen we beter op individueel niveau inschatten in hoeverre het advies om verzadigd door onverzadigd vet te vervangen effectief is in het verlagen van het LDL-cholesterol. Indien nodig, kan aan patiënten dan bijvoorbeeld intensievere of alternatieve interventies worden voorgesteld. 

Studieontwerp
Een recent gepubliceerde proof of concept-interventiestudie had als doelstelling het bevestigen van de effectiviteit van het Britse voedingsadvies om verzadigde vetten te vervangen door onverzadigde vetten op het verlagen van serum-LDL-cholesterol en andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Daarnaast wilde het onderzoeken welke biomedische en/of genetische factoren van invloed zijn op de mate van LDL-cholesterolverlaging. Aan deze studie namen 109 gezonde mannen deel met een gemiddelde leeftijd van 48 jaar (SD± 11) en BMI 25,1 kg/m2 (SD± 3,3). Alle deelnemers consumeerden gedurende vier weken een voedingspatroon hoog in verzadigd vet en laag in onverzadigde vetten (hoog VV/ laag OV dieet). Deze periode werd direct gevolgd door vier weken met een iso-energetisch dieet laag in verzadigd vet en hoog in onverzadigd vet (laag VV/ hoog OV dieet). Dit onderzoeksontwerp werd specifiek gekozen om de effecten van de overgang van een relatief hoge inname van SFA (18% van de totale energie) naar een lagere inname te reproduceren, om aan te sluiten bij de voedingsrichtlijnen van het Verenigd Koninkrijk (10% van de totale energie uit SFA). Vanwege het bekende bewijs voor een gunstiger effect van omega 6 meervoudig onverzadigde vetten ten opzichte van enkelvoudig onverzadigde vetten, werd er vooral gekozen voor omega 6-rijke voedingsmiddelen (zoals plantaardige oliën) in het hoog onverzadigd vet dieet.

Resultaten
De overgang van het hoog VV/ laag OV naar het laag VV/ hoog OV dieet verbeterde de nuchtere bloedlipiden waarden: het LDL-cholesterol daalde aanzienlijk (-0,50 mmol/L; 95% CI: -0,58, -0,42 ), evenals het totaal cholesterol (-0,65 mmol/l; 95% CI: -0,75, -0,55). Ook een aantal andere markers verbeterden, waaronder apolipoproteïne (apo)B, de totaal:HDL-cholesterol ratio, en de niet-HDL-cholesterol lipiden. Significante effecten werden ook gevonden in plasmabiomarkers van cholesterolabsorptie in de darmen (β-sitosterol en campesterol) en mRNA-expressie van bepaalde bloedcellen. Niet iedereen reageerde echter in dezelfde mate op de daling in verzadigd vetgehalte. Zo steeg het LDL-cholesterolgehalte in meer of mindere mate in 11 van de 109 deelnemers. Ongeveer eenderde van de variatie in LDL-cholesterol respons werd verklaard door de hoogte van het LDL-cholesterol vóór het laag VV/hoog OV dieet in combinatie met het verschil tussen de 2 dieten in energie-inname uit verzadigd vet. Andere uitkomsten, zoals de veranderingen in genexpressie, bepaalden de variatie in de LDL-cholesterol respons niet, al was mogelijk hiervoor de studieduur te kort.

Conclusies
De resultaten van deze studie ondersteunen de Britse (en vele andere nationale en internationale) voedingsrichtlijnen voor een voedingspatroon laag in verzadigd vet (<10 energieprocent) en hoog in onverzadigd vet voor het behoud van een gezond LDL-cholesterolgehalte. Ook toonde het duidelijke verschillen tussen individuen in de mate waarop het LDL-cholesterol reageert op een verandering in het dagelijkse voedingspatroon. Deze studie geeft nog niet voldoende uitsluitsel welke genetische en/of metabole factoren precies de effectiviteit van de voedingsinterventie bepalen.

Zie hier de volledige studie in American Journal of Clinical Nutrition.

Vervanging van verzadigd door onverzadigd vet verlaagt LDL-cholesterol maar niet bij iedereen evenveel